Vlak voor het einde van Michel Houellebecqs Serotonine begint de vereenzaamde verteller, wiens enige gezelschap tot dan de sport- en kookprogramma's op televisie waren, boeken te lezen. Eerst Dode zielen van Gogol, dan De toverberg van Thomas Mann. Zijn intuïtie zegt hem dat het een luguber boek is 'maar dat paste tenslotte bij mijn situatie, het juiste moment was ongetwijfeld gekomen'.
Aanvankelijk is er bewondering, daarna reserve, tot slot teleurstelling. Want net als 'die oude imbeciel van een Goethe, een van de meest sinistere wauwelaars in de wereldliteratuur' en net als Marcel Proust, plaatst Mann, als het erop aankomt, jeugd en schoonheid boven intellectuele en morele kwaliteiten. Florent-Claude Labrouste, zoals de 46-jarige verteller in Serotonine heet, komt tot de slotsom dat alle cultuur van de wereld nergens toe dient: 'Zelfs Proust en Mann, vertegenwoordigers van de meest glansrijke, diepzinnige en verfijnde beschavingen van hun tijd, werpen zich, als het erop aankomt, ter aarde voor het eerste het beste vochtige jonge kutje, of de eerste de beste fier opgerichte jonge pik - afhankelijk van hun persoonlijke voorkeuren, op welk punt Thomas Mann onbeslisbaar blijft en Proust in feite ook niet heel duidelijk is.'
Uiteindelijk wint dierlijke aantrekkingskracht het van elke beschaving en elke cultuur.
We zijn weer thuis, denkt de Houellebecq-fan bij dit soort zinnen, want deze boodschap - als je al van een boodschap mag spreken, de schrijver heeft in interviews gezegd dat hij daar niet aan doet - verkondigt Michel Houellebecq al sinds hij in 1994 debuteerde met De wereld als markt en strijd. Meteen aan het begin van die roman ontvouwde Houellebecq zijn wereldbeeld, sindsdien het decor van al zijn werk: 'In zijn huidige vorm is de wereld pijnlijk en ontoereikend; ik geloof niet dat hij kan worden veranderd.'
Op dezelfde pagina gaf hij zijn definitie van de roman: 'Een opeenvolging van anekdoten waarvan ik de held ben. Die autobiografische keuze is niet werkelijk een keuze; in ieder geval heb ik geen andere mogelijkheid.'
Ook een ander vast onderdeel van Houellebecqs boodschap, die dus geen boodschap mag heten, laten we het maar zijn filosofie noemen, zette hij al in De wereld als markt en strijd uiteen: vrijheid en gelijkheid kunnen niet naast elkaar bestaan, want vrijheid, zowel economische als seksuele, leidt per definitie tot ongelijkheid. Het doorgeslagen economisch liberalisme zorgt ervoor dat de een veel geld heeft en de ander geen of weinig; het doorgeslagen seksuele liberalisme heeft tot gevolg dat de een veel seks heeft en de ander niet of nauwelijks. Sommige mazzelaars hebben beide; maar er zijn veel meer mensen die het zonder rijkdom én zonder seks moeten doen. Zij zijn de ongelukkige slachtoffers van de uitwassen van de vrije markt.
Florent-Claude in Serotonine, een redelijk succesvol beleidsmedewerker bij het ministerie van landbouw, heeft wel geld en aanvankelijk ook een vriendin, maar geen seks. Hij is depressief. Daarom slikt hij elke dag, nadat hij zijn eerste sigaret heeft opgestoken, een captorix-tablet dat hij inneemt met een kwart glas mineraalwater. Captorix is een middel dat de serotonineafgifte in het maag-darmslijmvlies bevordert en daarmee patiënten in staat stelt een min of meer normaal leven te leiden; bijwerkingen zijn verdwijning van het libido en impotentie.
Even goed zou Florent-Claude ook zonder potentieproblemen niet meer met zijn 'meedogenloos opgemaakte' Japanse vriendin Yuzu naar bed willen, al beheerst ze allerlei geraffineerde seksuele trucjes en is ze twintig jaar jonger, want het is een berekenend spook gebleken. Bovendien heeft hij op haar computer films aangetroffen waarin ze zich liet gangbangen, door mannen maar ook (kleine spoiler) door diverse vrolijke viervoeters.
Florent-Claude wil zich derhalve van Yuzu ontdoen. Hij overweegt even haar uit het raam te gooien, maar aan sommige dingen in het leven is hij nog net iets te veel gehecht ('een uitstapje naar de G20-supermarkt bijvoorbeeld, die had veertien verschillende soorten hummus, of een wandeling door het bos') om de gevangenschap die daarvan het gevolg zou zijn, te accepteren.
Hij vindt een andere manier, trekt zich terug uit het normale leven en wordt steeds eenzamer en depressiever.
Op zijn Prousts maakt hij de balans op van zijn leven en libido, niet door een madeleine in de thee te dopen maar door een paar mensen die daarin een rol hebben gespeeld, opnieuw op te zoeken. Al doende raakt hij opnieuw geobsedeerd door zijn grote liefde van vroeger, de ongekunstelde en lieve Camille, in alles de tegenpool van de opgedirkte Japanse heks. Met haar heeft hij de enige gelukkige jaren van zijn leven doorgebracht, tot hij haar tijdens een dienstreis bedroog. Overigens zonder kwade bedoelingen - net als bij Mann en Proust wonnen de vermaledijde dierlijke instincten het van verstandige overwegingen en maakten zo blijvend geluk onmogelijk.
'Ik begrijp gewoon niet hoe mensen erin slagen te leven', zei Houellebecqs naamloze verteller in 1994 in De wereld als markt en strijd. 'Ik heb het gevoel dat iedereen ongelukkig zou moeten zijn.' Dat onbegrip keert in Serotonine terug, met de seksuele impotentie als metafoor voor de existentiële onmacht van de mens - vooral de man. Geregeld valt ook nu de naam van de door Houellebecq bewonderde 17de-eeuwse filosoof Blaise Pascal, die in zijn Pensées schreef over het gevoel van ontzetting dat hem beving als hij besefte hoe blind, ellendig en nietig de mens in deze uithoek van het universum aan zichzelf is overgelaten, zonder te weten wie hem daar heeft neergezet, wat hij er komt doen en wat er van hem zal worden als hij sterft.
'Ik begreep dat de wereld niet behoorde tot de dingen die ik kon veranderen', zegt Florent-Claude, nadat hij God een 'middelmatige scenarioschrijver' heeft genoemd, wiens schepping 'van ruwe schattingen en grove missers' getuigt, 'als er al geen pure boosaardigheid achter schuilt.' Het leven is lijden, veroorzaakt door begeerte; dat was ook het onderwerp in de fijne film To Stay Alive - A Method die Houellebecq twee jaar geleden met Iggy Pop maakte.
Maar zonder begeerte en seks, het enige moment waarop de mens zichzelf werkelijk in de strijd gooit, is er helemaal niets. C'est la vie - het is de enige zin die Martin de Haan, al jaren Houellebecqs Nederlandse vertaler, onvertaald laat.
Aanvankelijk lijkt Florent net zo'n intelligente, ironische maar helaas ook naargeestige klootzak als zijn naamloze jongere broertje uit De wereld als markt en strijd, waarmee Serotonine opvallend veel overeenkomsten vertoont, tot aan de naam van de geraadpleegde psychiater aan toe (Népote in het eerste boek, Azote in het laatste). Serotonine lijkt in alles een herneming van die debuutroman, exact 25 jaar later; deze reprise is rijker, voller en een stilistisch hoogstandje bovendien.
Maar er is één belangrijk verschil: deze nieuwe verteller is in staat tot mededogen. Naarmate Florent-Claude langer aan het woord is en zijn lange, meanderende en eerst alleen door komma's in stukjes opgedeelde zinnen korter en rustiger worden, wordt hij zelfs bijna sympathiek - een hele prestatie voor een Houellebecq-personage - en ontroerend in de eenzaamheid die het gevolg is van zijn onvermogen een normaal leven te leiden.
In De wereld als markt en strijd liet Houellebecq een psychologe tegen zijn protagonist zeggen dat hij zich verschuilde achter een barrière, door voortdurend maar uit te weiden over de maatschappij. Dat had over de auteur zelf kunnen gaan. In Houellebecqs boeken, of het nu gaat over Elementaire deeltjes (1998), Platform (2001) of Onderworpen (2015), staat vrijwel altijd de kritische maatschappijanalyse voorop.
Ook in Serotonine ontbreekt die niet. Een mooie zijlijn is het verhaal rond Florent-Claudes enige vriend, studiegenoot Aymeric d'Harcourt-Olonde (door wie Tisserand uit De wereld als markt en strijd heen schemert), landbouwingenieur uit een adellijke familie die in tegenstelling tot zijn lanterfanterende voorvaderen wél wat uitvoert, keihard werkt zelfs: hij is boer geworden en heeft driehonderd melkkoeien, die hij liefdevol verzorgt. De afschaffing van de melkquota stort hem in de armoede en als de derde bevriende boer zich uit wanhoop over het Europese landbouwbeleid een kogel door de kop heeft gejaagd, besluit hij samen met een aantal andere Normandische boeren tot actie over te gaan, wat een onvergetelijke scène op de snelweg oplevert; ook in dit boek is Houellebecq de werkelijkheid - gele hesjes! - te vlug af.
Maar vooral is Serotonine een schitterende liefdesroman en, voor wie de moeite neemt door het kinderachtige seksisme heen te kijken, zelfs een ode aan de vrouw, en dat is iets wat je niet direct bij de vaak voor nihilistische vrouwenhater versleten Houellebecq verwacht.
Misschien biedt de mooie bundel Aan de rand van de wereld: Michel Houellebecq, die Martin de Haan in 2015 uitbracht, een verklaring. In die bundel staan de stukken die De Haan over Houellebecq heeft geschreven, maar ook een nog niet eerder gepubliceerde tekst van Houellebecq zelf. Hij vertelt daarin over zijn liefdeloze moeder die hem, toen hij een baby was, niet genoeg heeft gewiegd, gestreeld of liefkozend toegesproken, 'en dat verklaart zo ongeveer mijn hele persoonlijkheid, de pijnlijkste zones ervan in elk geval'.
Hij schrijft ook over de biografie die in 2005 over hem is gemaakt, door de Franse journalist Denis Demonpion. De inhoud ervan interesseert hem niet; wel is hij benieuwd wie van zijn vrienden aan de biografie hebben meegewerkt. Het zijn er veel: 'Al mijn vrienden hebben me verraden, bijna allemaal.'
Dat geldt niet voor de vrouwen met wie Houellebecq in de loop van zijn leven een liefdesrelatie heeft gehad. Van hen heeft niemand Demonpion te woord gestaan, hoe naar de relatie soms ook is geëindigd, en daar is Houellebecq ondersteboven van, 'letterlijk ondersteboven, want het geeft aan alles wat ik kon weten een nieuw fundament. Ik zal daar vanaf nu rekening mee houden; ik zal er heel sterk rekening mee houden.' Hij bedankt de vrouwen voor het geluk dat ze hem hebben gegeven en de grote les die ze hem door hun voorbeeld hebben geleerd.
'Ik heb het geluk gekend, ik weet wat het is en ik weet ook hoe het eindigt', zegt Florent-Claude in Serotonine. Hij zegt ook iets anders: 'De buitenwereld was hard, meedogenloos voor de zwakkeren en kwam zijn beloften bijna nooit na; de liefde was het enige waar je misschien nog op kon vertrouwen.'
Dat biedt hoop.
CV MICHEL HOUELLEBECQ
Michel Houellebecq is in 1956 (volgens zijn moeder) of 1958 (volgens hemzelf, maar hij vindt 1956 ook prima) geboren als Michel Thomas. Een half jaar na zijn geboorte werd hij bij zijn grootmoeder van vaderskant ondergebracht, die Houellebecq heette. Een paar jaar later verkaste hij naar zijn andere grootmoeder. Hij studeerde landbouwkunde aan het Institut National Agronomique in Parijs en deed daarna de Filmacademie. In 1988 publiceerde hij zijn eerste gedichten, in 1994 verscheen zijn eerste roman, De wereld als markt en strijd, vier jaar later gevolgd door Elementaire deeltjes, zijn internationale doorbraak. Zijn roman De kaart en het gebied werd in 2010 bekroond met de Prix Goncourt. Michel Houellebecq heeft een zoon.
FRAGMENT UIT SEROTONINE
'Het is slecht als geliefden dezelfde taal spreken, het is slecht als ze elkaar echt kunnen begrijpen, als ze via woorden contact kunnen hebben, want woorden dienen niet tot het scheppen van liefde, maar van verdeeldheid en haat, woorden werpen terwijl ze klinken barrières op, terwijl een vormeloos, half-talig verliefd gebrabbel, praten tegen je vrouw of je man zoals je tegen je hond zou praten, de voorwaarden voor een onvoorwaardelijke, duurzame liefde schept.'
*****
Arbeiderspers; 303 pagina's; € 22,99. Nederlandse vertaling door Martin de Haan.
Verberg tekst