De Vlaamse schrijver Virginie Loveling (1836-1923) was uitgesproken antiklerikaal. Nog tijdens haar leven kocht ze een grafconcessie op de Westerbegraafplaats, de eerste - zeer omstreden - niet-katholieke begraafplaats in Gent. Samen met haar zus Rosalie, die stierf in 1875, schreef Loveling aanvankelijk sentimentele gedichten, na Rosalie's dood stapte ze over op romans, met een naturalistische (noodlottige) ondertoon. Dat de zussen schreven, lag in lijn met hun intellectuele vorming: hun Duitse vader Herman Loveling gaf hen Duitse lessen, hun moeder Marie Comparé zorgde voor de culturele bagage.
Lovelings maar liefst negentiende roman, Een revolverschot (1911), was bij verschijning niet onomstreden. Liberale recensenten prezen de roman de hemel in, terwijl een conservatieve criticus fulmineerde: 'het woord 'maîtresse' maakt de roman ongeschikt om voor te lezen in huiselijke kring'.
Dat deze roman in 1911 zulke controverse uitlokte, betekent niet automatisch dat hij ook vandaag nog te genieten is. Maar dat is hij absoluut. Wat mij betreft is het terecht dat schrijverscollectief Fixdit, dat pleit voor meer romans van vrouwen in de literaire canon, ijvert voor deze heruitgave.
Het begint kabbelend in Vroden, waar de plattelandsnotabelen oudejaarsavond hebben gevierd bij de 'Rijke Boer van Crocke': burgemeester Florizoone en zijn vrouw, dokter Soenen en zijn eega, harmoniemeester Luc Hancq en notarisdochters Marie en Georgine Santander. In de openingszin geeft Loveling meteen de hele thematiek van haar roman weg: '"Komt", sprak hij, met hoofse zwier tussen de twee juffrouwen tredend, en hij bood hun bijna gelijktijdig elk een arm aan'. Het verhaal van de onderlinge strijd van de zussen Santander om de gunsten van buurman Luc Hancq is ingezet.
Loveling aarzelt niet om de (Spaanse) naam Santander naturalistisch te verbinden met 'het Spaanse bloed', dat vooral in Marie voortleeft. De dertigjarige oudste zus is immers klein en mager, in tegenstelling tot de twintigjarige Georgine, die groot en 'zwaar' is. Die naturalistische ondertoon overheerst overigens niet. Eerder schetst de auteur een genuanceerd psychologisch portret van Marie - afstandelijk maar realistisch.
Verpleegster voor het dorp
We leren dat Marie ooit dokter Soenens huwelijksaanzoek ijskoud heeft afgewezen, al is ze later fanatiek haatdragend tegenover zijn echtgenote. En nog killer klonk het bij de geboorte van haar zusje. Als 11-jarige 'voelde ze nijd en wrok in 't hart tegen dat kleine schepsel, dat zich tussen haar en haar ouders drong'. Toch ontpopt ze zich na de dood van haar moeder van lieverlee als verzorgster van Georgine en bij uitbreiding als een soort verpleegster voor het hele dorp.
Klaarstaan voor iedereen wordt haar pantser. Maar daaronder weegt het zwaar dat ze zowat de huwbare leeftijd voorbij is. Ze is een versmade vrouw, iets wat de dorpelingen graag genadeloos uitspitten. Tijdens een spelletje dat vernederend voor haar uitpakt, komt Luc Hancq haar redden met de opmerking dat zij 'de schoonste ogen van heel de wereld heeft'. 'Het bewustzijn van onooglijkheid, lelijkheid bijna, maakte plaats voor een gewaarwording van schoonheidsbezit.' Hoeft het te verbazen dat Marie smoorverliefd wordt op de charmante buurman? Wie Luc Hancq is, laat Loveling ons subtiel weten via opmerkingen van derden. Zoals deze: 'Luc Hancq is lichtzinnig, hij is het altijd geweest en zal het altijd blijven'.
Na het overlijden van zijn echtgenote zien we Hancq dagelijks opduiken bij de zussen. Een hele zomer lang vertoeft het trio elke namiddag op het terras voor het notarishuis. Ondertussen heeft Hancq Marie terloops heftig gekust, wat in het hoofd van de naïeve 'juffrouw' gelijkstaat met een huwelijksaanzoek. Maar dat komt er niet. Integendeel, de man lijkt meer oog te hebben voor Georgine. Maries jaloezie laait opnieuw in alle hevigheid op. Ze besluit het tweetal niet meer alleen te laten en is steeds obsessiever bezig met de 'bespieding' van haar zus en de aanbeden buurman.
Als Georgine bekendmaakt dat ze verloofd is met Hancq, slaan bij Marie alle stoppen door. Zijzelf dikt nu haar eigen kleine ontmoetingen met de buurman dermate aan - 'overdrijving op overdrijving lag op haar lippen' - dat het lijkt alsof ook zij met hem verloofd is. 'En in het vergrootglas van hun overspannen hersenen, zagen zij de misdaad van de man, die ze zo hevig bemind hadden, monsterlijke evenredigheden aannemen'.
Loveling bouwt Een revolverschot meesterlijk op. Aanvankelijk kabbelend, maar toch al onheilspellend met de 'lichtvoetige spelletjes' die in wezen kwetsend zijn en de zomerdagen die in werkelijkheid een verschrikking zijn.
Dat het boek vandaag nog aanspreekt, komt door Lovelings opmerkelijke inzicht in Maries psyche: de heftige jaloezie op haar zus, de gelukzalige fantasieën over een gehuwd leven, de felle haatgevoelens tegenover andere vrouwen, de merkwaardige zelfverheerlijking als hulpverleenster, de grote misnoegdheid onopgemerkt te blijven en het geraffineerde toedekken van de eigen kleine kantjes.
In combinatie met de penibele positie van haar personage - voor wie Loveling begrip heeft, zij het geen mededogen - levert dat een uitermate giftige cocktail op. Dit kan niet anders dan slecht eindigen.
De Geus; 192 blz. € 11.
'En terwijl de gezangen werden aangeheven, de voeten van de binnenkomenden over de marmervloer schoven, achter 't lijk in de middenbeuk, hier en ginder bellekens klonken, kaarslicht knetterde, en de man in uniform van wachter en het schuine lint met het woord Policie over de borst, statig met de pijk in de vuist aankwam, een orde handhavend die nooit gestoord werd, keek Marie naar 't onbeweeglijke beeld van dat zwarte nonneke, aan de ijzeren sieraadleuning bij 't zij-altaar, gans vooraan, heel afgezonderd, en zij griezelde, niet wetend waarom, angstig geboeid door dat visioen van eenzaamheid en levensinkrimping...'
Verberg tekst